Het is misschien wel het meest bekende portret van Dante Alighieri. Wanneer je in Florence de Basilica di Santa Maria del Fiore bezoekt, de Duomo, en je loopt door het middenpad naar binnen, dan zie je aan de linkerzijde in een van de zijnissen het beroemde portret van Domenico di Michelino; Dante en zijn Commedia. Het schilderij is gemaakt ter ere van de 200e geboortedag van Dante Alighieri in 1465, op verzoek van de Opera del Duomo, het bestuur van de kathedraal. Op het schilderij zien we hoe de dichter een boek in zijn handen vasthoudt, uiteraard een exemplaar van zijn wereldberoemde Divina Commedia, waarin Dante de reis beschrijft die hij heeft gemaakt door het hiernamaals. Dante staat buiten de stadsmuren van Florence en we herkennen een aantal belangrijke gebouwen uit Florence; de koepel van de Dom en de toren van het Palazzo Vecchio. Maar hoe zag het Florence van Dante er eigenlijk uit?

Het Italië van Dante
Hoewel, Italië… We moeten wel in gedachte houden dat het Italië van Dante rond het jaar 1300 heel anders was dan nu. Het schiereiland was verdeeld en vele partijen maakten in hun eigen rijk de dienst uit, waaronder de drie grootmachten de keizer van het Duitse Rijk, de Koning van Frankrijk en in Rome uiteraard de Paus.
Hiernaast vond er in de 12e en 13e eeuw een belangrijke ontwikkeling plaats; dankzij de welvaart die groter was dan ooit, de toenemende rijkdom en hiermee het toenemende zelfbewustzijn van steden, kwamen de vrije communi op. Het land werd niet langer bestuurd vanuit versterkte burchten en kastelen, maar vanuit de steden zelf die steeds onafhankelijker werden. De oudste stadsrepublieken kwamen tot ontwikkeling langs de kust, waar de zeevaart en handel zorgden voor welvaart en onafhankelijkheid. Venetië was de eerste stad die de status van vrije commune voor zich opeiste en ook Genua en Pisa groeiden uit tot onafhankelijke zeerepublieken. Het duurde niet lang voor ook de steden landinwaarts het juk van de feodale overheersers van zich afschudden. Na Milaan volgden bijna alle steden in Midden en Noord Italië; Florence, Verona, Siena, Padua, Ravenna, Bologna en talloze kleinere steden.
In dit rijtje steden is Venetië een geval apart. Hier ontstond namelijk een oligarchie onder leiding van een Doge, terwijl de adellijke alleenheersers in de andere steden verleden tijd waren; daar heersten de burgers die via gilden of partijen door verkiezingen waren aangesteld om het volk te vertegenwoordigen. Zonder slag of stoot ging dit echter niet. In de steden stonden de verschillende bevolkingsgroepen elkaar naar het leven en moordaanslagen, plunderingen, arrestaties en verbanningen waren aan de orde van de dag. De Guelfen, die de paus aanhingen, en de Ghibellijnen, die de macht van de keizer erkenden, stonden lijnrecht tegenover elkaar. Omdat er onder de bevolking alsnog veel verdeeldheid bestond werd er naast de priori, de gekozen bestuurders, vaak een signore aangesteld. Hierdoor kwam de macht alsnog in handen van één persoon, een titel die vaak van vader op zoon over ging.
Zeker in Midden- en Noord Italië waren er relatief veel steden, hoewel deze rond het jaar 1300 veel kleiner waren dan ze nu zijn. Zo telden Florence, Venetië en Milaan meer dan 100.000 inwoners, maar kwamen steden als Napels, Bologna, Genua en Siena nauwelijks of niet boven de 50.000 uit. En Rome telde zelfs maar ongeveer een honderdste van het aantal inwoners dat de stad nu heeft, nog geen 30.000.
Reisde je buiten de steden dan kwam je zo nu en dan een klein dorp of een klooster tegen. Veel mensen reisden echter niet, omdat er nauwelijks echte wegen bestonden en de routes gevaarlijk waren dankzij de gewapende bandieten en de huursoldaten die rondzwierven. Het kostte hiernaast veel tijd; wilde je van Rome naar Venetië reizen dan nam dit minstens een week in beslag.

De Repubblica Fiorentina
In het jaar 1115 werd de Republiek Florence opgericht, de Repubblica Fiorentina, toen de Florentijnen in opstand kwamen tegen de markgraaf van Toscane. De republiek werd bestuurd door een raad, die bekend stond als de Signoria en die gekozen werd door de Gonfaloniere (heerser van de stad) die elke twee maanden door Florentijnse gildeleden werd verkozen. In 1434 verkreeg de Medici familie de macht in de stad en de familie behield de controle over Florence tot 1494. Giovanni de’ Medici (later Paus Leo X) veroverde de republiek opnieuw in 1512.
Ook dit bleek tijdelijk; in 1527 werden de Medici opnieuw afgezet en na een 11 maanden durende belegering van de stad verkregen zij voor de laatste maal heerschappij. In 1532 werd de republikeinse regering ontheven toen Paus Clemens VII Alessandro de’ Medici aanstelde als “Hertog van de Florentijnse Republiek”, waardoor de republiek een erfelijke monarchie was geworden.
In de twaalf en dertiende eeuw was Florence echter een florerende stad met ongekende welvaart, die internationaal handel voerde. De Florentijnse economie bereikte zijn hoogtepunt in de tweede helft van de dertiende eeuw, toen Siena haar status als het bancaire centrum van Europa verloor aan Florence. De gouden florijn van de Republiek van Florence was de eerste Europese gouden munt die in voldoende hoeveelheden werd geslagen om een belangrijke commerciële rol spelen en vele Florentijnse banken waren internationale bedrijven met vestigingen in heel Europa. Een nieuwe klasse van bankiers en handelaren verving de oude adellijke families als het centrum van de macht.

Het Florence van Dante
Politiek gezien was het Florence van Dante minder stabiel. De stad was opgedeeld in de pausgezinde Guelfen -overwegend kooplui – en de uit adellijke families afkomstige Ghibellijnen die zich tegen de wereldlijke macht van de paus keerden en aanhangers waren van de keizers van Duitsland. Na lange en bloederige conflicten zou de stad uiteindelijk in handen komen van de Guelfen, de rijke burgerij, die de stad min of meer democratisch bestuurden. Deze groep viel uiteindelijk uiteen in de Witten en Zwarten –Bianchi e Neri.
Florence stond aan het begin van de renaissance. De stad telde verschillende adellijke families; Amidei, Ardinghi, Brunelleschi, Buondelmonti, Caponsacchi, Donati, Fifanti, Gherardini of Montagliari, Guidi, Nerli, Porcelli, Scolari, Uberti en Visdomini. De groei van de bevolking en de opkomst van de welvarende koopmanklasse die hiermee samenhing, werd weerspiegeld in de snelheid waarmee de vele kerken, paleizen en bruggen werden gebouwd. Dante Alighieri werd geboren in het jaar 1265 in Florence en in de decennia hierna werden zowel de Santa Maria Novella, Santa Croce, Santa Maria del Fiore als het Palazzo Vecchio gebouwd. Omdat de stad zich zo sterk uitbreidde moesten de stadsmuren zelfs voor een tweede maal verplaatst worden!
In de welvarende, maar ook politiek onstabiele tijd, bloeiden de kunsten op. Denk bij de schilderkunst en met name de fresco’s en panelen maar aan Cimabue en Giotto. Beeldhouwers vervaardigden doopvonten, grafmonumenten en reliëfs. Florence was hiernaast de thuisbasis van enkele van de grootste schrijvers uit de Italiaanse geschiedenis: Dante, Petrarca en Boccaccio. Zij waren de eerste schrijvers die in hun volkstaal schreven, en het dialect van de kooplui van Florence werd de standaardtaal van heel Italië.
Dante…
De stad Florence wordt door Dante tegelijkertijd warm bezongen als scherp veroordeeld; hier was hij gedoopt in het Baptisterium, had hij Beatrice liefgehad en kreeg hij vier kinderen met Gemma Donati. Toen hij na zijn verbanning door Noord-Italië zwierf bleef hij hartstochtelijk terugverlangen naar Florence. Maar het bleef de stad die hem voor eeuwig verbannen had. Zoals Frans van Dooren ooit schreef “Zijn Divina Commedia is zowel een onverholen liefdesbetuiging als een verkapte oorlogsverklaring aan het adres van zijn geboortestad.”
Geef een reactie