Na de val van het Romeinse Rijk verschoof de aandacht van aardse macht naar het goddelijke. De kunst van de Middeleeuwen werd een uitdrukking van geloof en mystiek. In kerken en kloosters ontstonden indrukwekkende mozaïeken, fresco’s en iconen. Byzantijnse invloeden bepaalden de stijl, met gouden achtergronden en gestileerde figuren die het hemelse moesten verbeelden. Toch bereidde zich in deze periode een vernieuwing voor: Giotto bracht in zijn fresco’s in Assisi en Padua een nieuwe menselijkheid en ruimtelijkheid aan, een voorbode van de Renaissance.


